L.A. Springer - Tuinarchitect Dendroloog 1855-1940
OverzichtDe publicatie L.A. Springer, Tuinarchitect, Dendroloog is de eerste volledige monografie over een Nederlandse tuinarchitect. Tot nu toe verschenen er wel biografieën van architecten en kunstenaars. maar op het gebied van de tuinkunst was in Nederland nog nooit eerder een dergelijke monografie verschenen. Het omvangrijke oeuvre van Leonard Springer is in de geschiedenis van de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur ongeëvenaard.
Vele parken en buitenplaatsen die hij in de negentiende en aan het begin van de twintigste eeuw ontwierp, zijn niet alleen toonaangevend voor die tijd, maar bestaan nog altijd. Wie kent niet het Oosterpark in Amsterdam, het Rijsterborgherpark in Deventer. het Wilhelminapark en het Stadswandelbos in Tilburg of het Stadspark te Groningen? In Noord-Holland legde Springer in de omgeving van Haarlem voor rijke ondernemers privétuinen en ook villaparken aan, waarvan het villapark Duin en Daal met het Kopje te Bloemendaal het meest bekend is. De begraafplaatsen die Springer ontwierp waren nog parkachtige oorden van rust.
Zijn Nieuwe Ooster Begraafplaats is momenteel genomineerd als Rijksmonument en wordt geheel in oude stijl gerestaureerd. In Twente legde Springer lommerrijke buitenplaatsen en parken aan voor textielbaronnen, waaronder Egheria, De Hulst, Kalheupink en het Egbert ten Catepark. In deze omgeving, bij De Luue ligt nog altijd het door hem ontworpen Arboretum. Ook in Wageningen. waar Springer les gaf aan de Landbouw Hogeschool. legde Springer een Arboretum aan. Behalve tuinarchitect, was Springer een groot kenner van bomen en publiceerde hij rek artikelen over dendrologische en tuinarchitectonische onderwerpen. Daarnaast legde hij de theoretische basis voor de Nederlandse tuinhistorie en speelde hij als een van de oprichters van de Bond voor Nederlandse Tuinarchitecten een belangrijke rol in de emancipatie van het vakgebied. Vakgenoten noemden hem ook we de Nestor van de Nederlandse tuinkunst'.
Deze biografie geeft een inzicht in het laat negentiende-eeuwse tuinarchitectonische idioom en de veranderende ontwerppraktijk van rond de eeuwwisseling. Springers ontwerpen getuigen van de natuurbeleving van de late romantiek met zijn wandelcultuur en grote rijkdom aan bijzondere boom- en heestersoorten, maar zijn oeuvre en dat van tijdgenoten wordt tegenwoordig niet overal begrepen en als zodanig onderhouden. Dit boek wil dan ook een bijdrage vormen aan de actuele discussie over herbestemming, behoud en restauratie van parken Uit die periode. Ook uit dendrologisch oogpunt is deze publicatie interessant, met zijn uitgebreide lijst van in de negentiende eeuw gebruikte boom- en heestersoorten, getranscribeerd naar de huidige naamgeving.