Poelaert en zijn tijd

Artikel 1 van 41
€ 25,00 (inclusief btw)
Het artikel is uitverkocht.

De naam Joseph Poelaert roept bij de meeste Brusselaars het beeld op van het kolossale Justitiepaleis. Toch realiseerde Poelaert nog veel meer opmerkelijke gebouwen en monumenten in onze hoofdstad. Precies tweehonderd jaar na zijn geboorte trekken we op verkenning.

Aan de gevel van het nummer 76 in de Lakensestraat, waar Poelaert zijn jeugdjaren doorbracht, is het tevergeefs zoeken naar een herdenkingsbord. Uiteindelijk zit er niets anders op dan aan te bellen, maar bij wie? Bij het Brussels Meldpunt Ouderenmishandeling? Bij het Brussels Overleg Thuiszorg? Of lukraak aan een van de andere deurbellen? De ouderlijke woning van Poelaert blijkt sinds 2011 te zijn omgedoopt tot ‘t Lakenhuis, waarin verschillende Nederlandstalige welzijnsorganisaties zich verzameld hebben. De herinnering aan Poelaert, die zich als tiener bezighield met pianospelen en de bouw van toneeldecors, is hier ver weg.

Meer informatie en verhalen komen we gelukkig op het spoor in de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Brussel. Kunsthistoricus Georges Mayer, die zich als professor emeritus tegenwoordig vooral bekommert om de archieven van de Academie, klinkt vol lof over Poelaert: “Hij is een van de meest opmerkelijke architecten uit de Europese geschiedenis. Het Justitiepaleis is baanbrekend. En hij is een oud-student van de Academie.”

Het inschrijvingsregister met de naam van Joseph Poelaert is bewaard gebleven en bevestigt zijn leeftijd en zijn woonplaats in de Lakensestraat. In Poelaerts tijd volgden om en bij de vierhonderd studenten les aan de Academie. Poelaert kreeg er les van Tieleman Franciscus Suys, de architect van onder meer de Kruidtuin en het Paleis der Academiën. Ook Auguste Payen, de latere architect van het Zuidstation, staat er voor de klas. “Maar Poelaerts opleiding ging verder dan les krijgen van grote namen uit het vak,” vertelt Mayer. “Er heerste in de eerste jaren na de Belgische onafhankelijkheid een hoopvolle en dynamische sfeer in de stad. De Brusselse Academie herleefde en schilder François-Joseph Navez werd als nieuwe directeur aangesteld. Navez stond algemeen bekend als een fervente aanhanger van het neoclassicisme en hervormde de kunstopleiding. Poelaert heeft zich daar zeker door laten beïnvloeden en inspireren.”

Na zijn opleiding aan de Academie trok Poelaert voor enkele jaren naar Parijs, al is er geen zekerheid bij welke architect hij er in de leer is geweest. Bovendien heeft Poelaert er nadien schijnbaar alles aan gedaan om zijn persoonlijke nota’s te laten verdwijnen. Zelfs zijn plannen durfden weleens te verdwijnen!

Voor Poelaerts eerste Brusselse realisatie gaat het naar het Rouppeplein, waar hij in 1846 op vraag van het stadsbestuur de fontein ter ere van oud-burgemeester Nicolas-Jean Rouppe ontwierp. Als je vandaag op het grasperkje rondom de fontein staat, en er wonderwel in zou slagen om niet in een hondenstront te trappen, is de symboliek van het monument duidelijk waar te nemen. Op de met leeuwenkoppen versierde waterbak staat een beeld van een vrouw, die een allegorie van Brussel voorstelt. In de ene hand houdt ze een lauwerkrans en in de andere een miniatuurversie van de Sint-Michielskathedraal.

Blijkbaar was de stad Brussel tevreden over het geleverde werk van de toen bijna dertigjarige Poelaert, die kort daarop aan de slag ging op de dienst Openbare Werken. Als ambitieuze architect moet dat een bijzonder gegeerde post zijn geweest. Midden negentiende eeuw, zelfs nog voor de overwelving van de Zenne, heerste in Brussel al een immense bouwbedrijvigheid. En Poelaert vloog er duidelijk met veel goesting in met tijdens zijn beginjaren onder meer het ontwerp van een nog steeds bestaand schoolgebouw aan de Zuidlaan en de inrichting van het Barricadenplein.

Niet te missen bij een stadsverkenning in het spoor van Poelaert is de Sint-Katelijnekerk, waarvoor hij in 1851 de plannen voorstelde aan het stadsbestuur. “In de loop van de negentiende eeuw is de Sint-Katelijnewijk grondig van uitzicht veranderd,” weet historicus Roel Jacobs. “De dokken van het kanaal werden gedempt en de oude Sint-Katelijnekerk ging tegen de vlakte. Het stadsbestuur was verplicht om een nieuwe kerk op te trekken, waarna er een hevige discussie ontstond. De katholieke partij wilde een neogotisch kerkgebouw als verwijzing naar de historische grandeur van de Kerk, terwijl de liberalen net een bescheidenere positie van de Kerk hoopten aan te tonen. Poelaert raakte zo verwikkeld in een ideologische strijd, die hij met een samenbrengen van verschillende stijlen probeerde te beantwoorden. Een typisch Brussels compromis dus.”

De grootste verdienste van Poelaert is het ruimtegevoel dat hij binnenin de kerk wist te realiseren. Net als in de kathedralen uit de gotiek creëerde hij de drang om bij het binnenkomen meteen naar boven te kijken, al heeft hij daar in de Sint-Katelijnekerk geen kruisbogen of andere typische gotische stijlelementen voor nodig. Opvallend is dat heel veel elementen van de kerk, zoals de torentjes op de steunberen van de voorgevel, louter en alleen decoratie zijn om het geheel meer grandeur en monumentaliteit te verschaffen. Een manier van werken die hij jaren later ook zal toepassen bij het Justitiepaleis.

Winkelwagen

Geen artikelen in winkelwagen.

Om even bij stil te staan...

OOSTERBEEK
Waar de Airbornes daalden...

Oosterbeek - Verleden, heden en toekomst...

AIRBORNE
Overdenkingen

ARNHEM, GEZIEN

© 2015 - 2024 Doornweerdje | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel