Hieronumus Bosch
OverzichtDe cryptische taferelen en bizarre wezens in de schilderijen van Jheronimus Bosch zijn al even mysterieus als het oeuvre van de kunstenaar zelf. Kunsthistorici zijn er nog altijd niet over uit welke schilderijen precies van zijn hand zijn, en wanneer deze zijn geschilderd. De kunstenaar werkte op het atelier waar ook zijn vader, broer, drie ooms en een neef werkten.
Ongeveer dertig werken zijn nu aan Bosch toegeschreven. Deze werken zijn echter niet van een datum voorzien. Er is wel enig materiaal van opdrachtgevers dat inzicht biedt. Ook daarvan is niet duidelijk wat specifiek bij welke opdracht hoort. Door dit alles is het lastig te bepalen welke ontwikkeling in stijl of hantering van materiaal de kunstenaar in zijn carrière heeft doorgemaakt. Wel is bekend dat hij een aantal panelen in opdracht van rijke burgers uit zijn geboorteplaats ’s-Hertogenbosch vervaardigde. Kunsthistorici hebben grote verschillen in kwaliteit geconstateerd binnen een en hetzelfde werk. Het doet vermoeden dat er verschillende mensen aan hebben gewerkt. Dit maakt de puzzel van het bepalen van de maker en van de datering nog onzekerder.
Het werk van Bosch wordt gerekend tot de stijlperiode van de Noordelijke renaissance. Bosch schilderde enorme drieluiken, waaronder het wereldberoemde Tuin der Lusten, dat zich bevindt in museum Het Prado in Madrid (zie afbeelding bovenaan pagina). Zijn stijl wijkt nogal af van andere Nederlandse kunstenaars uit de vijftiende eeuw. Uniek is de manier waarop hij religieuze taferelen verbeeldde. Het was gebruikelijk om hemelse visioenen op aarde te schilderen. In plaats daarvan visualiseert Bosch schrikbeelden vol demonen uit de hel, waarbij alle slechte kanten van de mens uitvoerig in beeld worden gebracht. Dergelijke absurdistische schilderijen fungeerden eeuwen later, aan het begin van de twintigste eeuw, als inspiratiebron voor de kunstschilders van het surrealisme. De drieluiken van Bosch zijn naar alle waarschijnlijkheid niet als altaarstuk gebruikt. Zijn verontrustende beelden zijn niet in overeenstemming met het positieve voorbeeld, dat altaarstukken normaal gesproken moeten geven aan kerkgangers.