Banditisme in de Franse tijd - Profiel van de Grote Nederlandse Bende 1790-1799

Begin 1979 bezocht ik het Algemeen Rijksarchief in Den Haag om na te gaan welke gegevens zich daar bevonden over de Grote Nederlandse Bende. Zo begon een onderzoek dat mij ruim vijf jaar heeft beziggehouden en dat vanwege het internationale karakter van deze roverbende bezoeken met zich meebracht aan archieven elders in Nederland en voorts ook in België, Frankrijk en Duitsland.
Voor het verkrijgen van een beeld van de ontwikkeling van deze roverbende is één dossier voor mij van bijzonder belang geweest. Dit was het dossier van Frans Bosbeeck, een der aanvoerders van de Grote Nederlandse Bende. Ook het overzichtswerk van Becker uit 1804 over de Rijnlandse benden was voor mijn onderzoek van grote waarde.

Voor het interpreteren van de verzamelde gegevens heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het werk van Anton Blok, Richard Cobb en Carsten Küther. Ik wil in de eerste plaats Anton Blok bedanken. Hij heeft mijn belangstelling gewekt voor het vergelijkend onderzoek naar banditisme en in het algemeen voor het werk van antropologen. Ook de vele discussies met hem vormden een voortdurende bron van inspiratie. Voor waardevolle commentaren op eerdere versies van dit boek ben ik, behalve aan Anton Blok, ook dank verschuldigd aan Jojada en Kitty Verrips, aan Arend Huussen en aan Roger de Peuter, die ook tijdens de opzet van dit onderzoek en tijdens het archiefwerk belangrijke suggesties heeft gedaan. Gedurende mijn onderzoek in de Haagse archieven heb ik geprofiteerd van de nuttige adviezen van Rob Huybrecht. Tenslotte heb ik veel geleerd van de discussies in de Werkgroep Strafrechtsgeschiedenis, die vaak licht wierpen op de 18e-eeuwse context van strafrechtspraktijk en criminaliteit waarin de rovers van de Grote Nederlandse Bende opereerden.