Het bombardement van Rotterdam 14 mei 1940 - Incident of berekening?

Artikel 236 van 304
€ 8,00 (inclusief btw)
Voorraad 1 stuk

Gezien het aantal publicaties dat is verschenen over het bombardement van Rotterdam door de Luftwaffe op 14 mei 1940, is de vraag gerechtvaardigd of het zinvol is daaraan nog een studie te wijden. De hoofdzaken zijn inmiddels onderzocht en de resultaten daarvan hebben in de literatuur hun neerslag gevonden. De stand van het wetenschappelijk onderzoek rond de eeuwwisseling vertoont echter geen communis opinio wat het karakter van het bombardement betreft. Enerzijds doet de mening opgeld dat de luchtaanval een daad van terreur is geweest met de bedoeling de capitulatie van geheel Nederland af te dwingen, anderzijds treft men de opvatting aan dat de luchtaanval de intentie had de grondtroepen te ondersteunen bij hun opmars naar het hart van de Vesting Holland. Ook wordt men geconfronteerd met een Interpretatie die beide visies min of meer in zich verenigt.

De vraag intrigeert of dit pluriforme beeld aanvulling behoeft, c.q. aan correctie toe is. Mijns inziens dient het antwoord bevestigend te zijn. Daarbij is het van essentieel belang dat de luchtaanval op Rotterdam in een breder kader wordt geplaatst om in staat te zijn te beoordelen of het bombardement door tactische motieven werd ingegeven dan wel of er sprake is geweest van een vaststaand en beproefd Luftwaffe-concept.

Enerzijds dient men rekening te houden met een tekort aan bronnenmateriaal waardoor een gefundeerd oordeel moeilijk te geven is. Anderzijds geldt dat de historicus nimmer de beschikking kan hebben over alle informatie. Dit betreft in het bijzonder documentatie van politieke en krijgshistorische aard. Dit laatste mag echter niet als excuus dienen na te laten, op basis van resterende bronnen, literatuur en reconstructie van de feiten, te trachten de historische werkelijkheid op verantwoorde wijze te benaderen waarbij de focus bij voorkeur dient te worden gericht op een tot dusverre niet aangewende invalshoek.

In deze studie, waaraan een historiografisch karakter werd meegegeven, worden een aantal aspecten aan de orde gesteld waaraan enkele op elkaar afgestemde vraagstellingen worden gekoppeld zodat de problematiek omtrent het bombardement in breder perspectief wordt bezien. Nagegaan wordt hoe de opbouw van de Luftwaffe sinds 1933 plaatsvond en welke doelstellingen de architecten van de nieuwe Duitse luchtmacht voor ogen stonden. Daarbij wordt aandacht besteed aan de vraag hoe de Luftwaffe, als jongste krijgsmachtonderdeel, zich binnen het geheel van het Duitse militaire apparaat heeft ingepast. Vervolgens is de vraag van belang of de doeleinden van de Luftwaffe, daterend uit de opbouwfase, in de praktijk gestalte hebben gekregen en of het bombardement wellicht parallellen vertoont met voorgaande Duitse luchtacties. Indien er sprake is geweest van een planmatige opzet dringt zich de vraag op of Hermann Göring, als opperbevelhebber van de luchtstrijdkrachten, daarvan de hoofdregisseur is geweest en of hij daarbij werd geassisteerd, hetzij door onder-geschikten in Duitsland, hetzij door de bevelvoerende officieren die zich op 14 mei 1940 met hun strijdmachtonderdelen voor het centrum van Rotterdam bevonden. Binnen dit raamwerk mag een beschouwing over het optreden van de Nederlandse legerleiding niet ontbreken omdat dit van invloed is geweest op het Duitse handelen.

Bij beantwoording van deze vragen wordt de persoon van Generalleutnant Kurt Student centraal gesteld en getracht deze Luftwaffe-officier scherper te profileren dan tot nu toe in de literatuur is geschied. Hij was, als bevelhebber van het Lufflandekorps, een van de hoofdrolspelers te Rotterdam op de dag van het bombardement. Het jaar daarop zou hij, tijdens de Duitse aanval op Kreta, opnieuw van zich doen spreken en ook daar een sleutelpositie innemen. De vraag is wie deze Duitse officier was en of er sprake is geweest van overeenkomst tussen zijn functioneren tijdens de verovering van Kreta in 1941 en zijn krijgsverrichtingen te Rotterdam een jaar tevoren.

Om dit te kunnen beoordelen is gebruik gemaakt van een bron die, zover kon worden nagegaan, tot op heden in de Nederlandse literatuur over het bombardement nog niet is aangewend. Het betreft de getypte steno-verslagen van het Britse militaire tribunaal waarvoor Student in mei 1946 terecht stond in verband met zijn activiteiten tijdens de Duitse operaties op Kreta. Deze documenten, de Proceedings of a Military Court for the Trial of War Criminals, verschaften een degelijk inzicht in zijn persoon en optreden. Daarnaast zijn geraadpleegd de Aufzeichnungen Hermann Görings. Tageseintragungen aus den Wring-Terminkalendern 1941 und 1943.

Vermeld dient te worden dat in de literatuur enkele controversiële visies aan de dag zijn getreden zoals de problematiek omtrent de Duitse radioverbindingen in de meidagen van 1940 en het afvuren van lichtkogels door de Duitse grondtroepen direct voorafgaand aan het bombardement. Omdat deze kwesties min of meer een eigen leven zijn gaan leiden en niet direct relevant zijn voor de doelstelling van deze studie, zullen deze marginaal aan de orde komen.

Winkelwagen

Geen artikelen in winkelwagen.

Om even bij stil te staan...

OOSTERBEEK
Waar de Airbornes daalden...

Oosterbeek - Verleden, heden en toekomst...

AIRBORNE
Overdenkingen

ARNHEM, GEZIEN

© 2015 - 2024 Doornweerdje | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel