Eischt een bon - De Hummelo-Enschedese Kunstweg 1856-1994
OverzichtDe geschiedenis van de Hummelo-Enschedese Kunstweg (HEK) in momenten. In oktober 1849 achtte de districtscommissaris van Zutphen, mr. Rudolf Willem baron Van Lynden, het moment aangebroken voor de gemeenten Neede, Borculo, Ruurlo, Hengelo, Hummelo en Keppel, Vorden en Zelhem om zich te gaan inzetten voor het aanleggen van een kunstweg, lopende van de grindweg in het dorp Hummelo naar de Vloedstegebrug onder Haaksbergen met vertakkingen naar Vorden en Zelhem. Tien jaar later was het moment van inwijding van de HEK. Bij deze gelegenheid werd in Ruurlo, hetwelk volgens de kroniekschrijver in de Zutphensche Courant van 29 juni 1859, "door deszelfs ligging, als door de gemakkelijke communicatie met de omliggende plaatsen, daartoe het geschiktste te achten was, door den heer burgemeester van Hengelo, namens de inwoners zijner gemeente, den hwgeb. heer Van Lynden een fraai geschenk aangeboden, bestaande in een kristallen presenteerblad, met twee zilveren trommeltjes. Op het blad bevindt zich eene zilveren plaat, met deze inscriptie: Bewijs van erkentelijkheid en regtmatige hulde, vereerd door de ingezetenen van Hengelo aan den hwgeb. heer mr. R.W. baron Van Lynden, den grondlegger van den HEK. Van hier begaf men zich over Hengelo en Zelhem naar Hummelo. Eenige jonge lieden dezer plaats, bragten, onder de leiding van den onderwijzer Cornegoor, hunne hulde in een toepasselijk gezang aan de daarstellers van den HEK.
Voorzeker zal iedere belangstellende instemmen met eene ontboezeming als deze, welke onder anderen in hun gezang voorkwam: "Wij eeren thans uw groote daan, Wij zijn dit duur verpligt: We aanschouwen blijk die harde paan, Door U voor ons gesticht."
De eerste president-directeur van de HEK, burgemeester Q.G.N. Heereman van Neede schetste in zijn toespraak het voorrecht dat het oostelijk gedeelte van Gelderland te beurt was gevallen door de aanleg van deze weg en eindigde met de wens "dat handel en nijverheid, akkerbouw en veeteelt, zich meer en meer uitbreiden en strekken tot de vermeerdering van het vermogen, de kennis en de beschaving van allen die deze schoone landstreek bewonen."
In 1954 kwam het moment dat de gemeenten Hummelo en Keppel en Zelhem het voorstel deden de gemeenschappelijke regeling op te zeggen, doch in 1955 beloofden de beide burgemeesters nooit meer over opheffing te zullen spreken. Maar nu komt onherroepelijk het moment dat een der oudste wegschappen in Nederland tengevolge van de Wet herverdeling wegenbeheer geen wegen meer mag beheren en tot liquidatie moet overgaan. De Raad van Bestuur heeft in dit verband besloten de bijna 140-jarige geschiedenis van de HEK te laten beschrijven. Als laatste president-directeur heb ik met bijzonder veel genoegen uitvoering gegeven aan dit besluit en verheugt het mij dat de heer Alex Koster, archivaris bij het Streekarchivariaat Oost-Gelderland, de lange weg van de HEK, van de moeizame start in 1849 tot het gedwongen einde in 1994, op een duidelijke en lezenswaardige wijze heeft beschreven.
Ik hoop dat zijn wandeling over de HEK-wegen van negen uren gaans, iedereen die zich op enigerlei wijze betrokken voelt bij de HEK, goed zal bevallen en wijs er daarbij op dat vader Cats reeds zei: "Herkauw, eer dat gij zwelgt, slok niet gelijk een vraat, maar denk meer dan gij leest, en leest meer dan er staat."
Hoog-Keppel, december 1993, P.A.W. Bannink, president-directeur van de Hummelo-Enschedese Kunstweg