De theeonderneming

Voor Indië, ook voor de bevolking, waren de voortbrengselen van de cultures van groot belang: rubber, thee, copra, koffie, tabak, suiker, kina, cassave, palmolie, tropisch hardhout (teak) enz. J.A.B. Plomp (geboren 1914) trok midden in de grote crisis in 1935 enkel gewapend met zijn jeugd, 3 jaar HBS en een diploma middelbare tuinbouwschool op de bonne fooi naar Nederlands Oost-Indië, waar hij toen nog nauwelijks iemand kende. In West-Java werkte hij in de omgeving van Bandung onder meer op de theeonderneming Tjigombong-Tjisadea en vanaf 1938 was hij employé en vervolgens eerste geëmployeerde en waarnemend administrateur op de theeonderneming Leuwimanggoe-Pasir Nangka.

In dit boekje geeft hij op eigen ervaring gebaseerd inzicht in de verschillende aspecten van de Indische/Indonesische theeonderneming: nadat hij de theeonderneming in een maatschappelijke en historische context heeft geplaatst, bespreekt hij de theeverbouw, de theebereiding, de sociale relaties binnen een onderneming, het dagelijks leven op een onderneming en de onvermijdelijke veranderingen tijdens zijn plantersjaren.

Een opmerking voor mensen die niet vertrouwd zijn met het Indische spraakgebruik: met theeonderneming' wordt niet verwezen naar een kantoor of handelsfirma of iets dergelijks. De term staat voor een 'landbouwbedrijf met vele werknemers en een eigen theefabriek. In antropologische termen zou van een 'theeplantage' gesproken kunnen worden.