Kroniek van Driehuis
OverzichtHet gebied Driehuis lag in zijn oorsprong op een laag duingebied dat ten westen werd begrensd door de zee en ten oosten door een moeras- en veengebied. De veenontginningen in de vroege middeleeuwen was voor Velsen en wijde omgeving van grote economische betekenis. Tijdens de kerstening is rond het jaar 700, ten tijde van missiebisschop Willibrord, door of met hulp van Bonifacius en een aantal medewerkers - waarvan Engelmundus deel zou hebben uitgemaakt - een kerk in Velsen gesticht.
Als gevolg van de reformatie in de tweede helft van de zestiende eeuw werden, evenals elders in de Noordelijke Nederlanden, ook de roomse Velsenaren hun kerk en overige bezittingen ontnomen. Pas omstreeks 1620 kreeg het grotendeels katholiek gebleven Velsen een boerderij als kerkhuis in het centraal gelegen Driehuis terug. Het kerkhuis werd tussen 1892 en 1894 vervangen door de huidige St.-Engelmunduskerk.
De zeventiende- en achttiende eeuw wordt voor Driehuis vooral gekenmerkt door de vestiging van vele buitenplaatsen door rijke Amsterdammers. Als gevolg van de economische ontwikkelingen in de negentiende eeuw zou Driehuis vooral in het tweede kwart van de twintigste eeuw uitgroeien uit tot een gewilde woonplaats voor forensen.